vrijdag 15 mei 2015

In subjectieve en objectieve zin


Dat inschrijvers in beginsel slechts ‘één (inschrijvings-) kans’ hebben en dat een ‘herstel’ van fouten en gebreken slechts in uitzonderlijke gevallen is toegestaan, volgt feitelijk (weer eens) uit Rechtbank Den Haag 10 april 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:4824:


4.6.        Ingevolge rechtspraak van het Hof van Justitie verzetten het beginsel van gelijke behandeling en de transparantieverplichting zich tegen elke onderhandeling tussen de aanbestedende dienst en een inschrijver in het kader van een procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten, hetgeen betekent dat een inschrijving na de indiening ervan in beginsel niet mag worden aangepast op initiatief van de aanbestedende dienst of van de inschrijver. Bijgevolg mag de aanbestedende dienst een inschrijver niet om preciseringen verzoeken bij een inschrijving die hij onnauwkeurig of niet in overeenstemming met de technische specificaties van het bestek acht (Hof van Justitie, 29 maart 2012, SAG ELV Slovensko e.a., C-599/10, punten 36 en 37). In datzelfde arrest heeft het Hof evenwel gepreciseerd dat artikel 2 van richtlijn 2004/18 niet eraan in de weg staat dat de gegevens van de inschrijvingen gericht kunnen worden verbeterd of aangevuld, met name omdat deze klaarblijkelijk een eenvoudige precisering behoeven, of om kennelijke materiële fouten recht te zetten. Dit betekent dat herstel kan worden toegestaan in gevallen waarin boven elke twijfel is verheven dat sprake is van een kennelijke verschrijving, maar waarin vervolgens ook objectief kan worden vastgesteld wat door de inschrijver wél was bedoeld.

4.7.        Hoewel het - gelet op de verklaring van Vob-Issos ter zitting, de door haar gestelde deskundigheid en haar mededeling in haar inschrijving dat zij de bekabeling en de buizen halogeenvrij uitvoert, alsmede haar e-mail van 18 december 2014 - aannemelijk te achten is dat Vob-Issos voor deze Opdracht, in subjectieve zin, niet heeft bedoeld in te schrijven met materialen van PVC, kan haar inschrijving, waarin zij in haar specificatie op meerdere plaatsen PVC-buizen en PVC-knieën heeft opgenomen, in objectieve zin moeilijk anders worden begrepen dan dat zij wél heeft ingeschreven met materialen van PVC. Haar mededeling van 18 december 2014 dat zij bedoeld heeft in te schrijven met halogeenvrij Polypropeen kan haar niet baten, aangezien dat aan de hand van haar inschrijving eenvoudigweg niet kan worden geverifieerd. PVC wordt immers nog altijd toegepast, zodat dit deel van de inschrijving niet kan worden beschouwd als een kennelijke materiële fout. Door toe te staan dat Vob-Issos haar inschrijving herstelt, en die daarmee feitelijk - zij het op een ondergeschikt punt - wijzigt, zou de Staat handelen in strijd met het gelijkheidsbeginsel, zoals nader uitgewerkt in 4.6. Dat de Staat deze ongeldigheid bij de eerste beoordeling niet had opgemerkt en dat hij tijdens de tweede beoordeling Vob-Issos op dit punt om verduidelijking heeft verzocht, doet daar niet aan af.

De waarde en betekenis van het gelijkheidsbeginsel is evident. En klaarblijkelijk is het gelijkheidsbeginsel in het aanbestedingsrecht in rangorde hoger gekwalificeerd dan het zorgvuldigheidsbeginsel:

4.3.        Het aanbestedingsrechtelijke gelijkheidsbeginsel laat het niet toe dat een opdracht wordt gegund aan een inschrijver die een ongeldige inschrijving heeft gedaan. Indien - zoals in deze zaak - de (vermeende) ongeldigheid pas na de (voorlopige) gunningsbeslissing door de aanbestedende dienst wordt opgemerkt, kan de aanbestedende dienst deze gunningbeslissing intrekken en een nieuwe gunningsbeslissing nemen. Wel dient de aanbestedende dienst de inschrijvers dan opnieuw een termijn te gunnen om op te komen tegen deze nieuwe gunningsbeslissing, hetgeen de Staat ook heeft gedaan en hetgeen ook is opgenomen in paragraaf 6.4 van de Aanbestedingsleidraad. Anders dan Vob-Issos heeft betoogd komt voormelde gang van zaken niet in strijd met de door haar aangehaalde uitspraken van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2012:BW9233), de Rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROTT:2014:9450), en/of de Rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBGEL:2014: 4344). In die zaken ging het immers om de situatie waarin (de motivering van) de gunningsbeslissing werd aangevuld en niet, zoals hier, om de situatie dat op een gunningsbeslissing wordt teruggekomen. Hoewel aan Vob-Issos moet worden toegegeven dat voormelde gang van zaken de nodige vragen oproept over de bij de eerste beoordeling toegepaste zorgvuldigheid, volgt daaruit niet dat de (gestelde) schending van het zorgvuldigheidsbeginsel alsnog zou moeten leiden tot (definitieve) gunning van de Opdracht aan een inschrijver die een ongeldige inschrijving heeft gedaan. Dat zou immers in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel en dit klemt temeer nu een andere inschrijver in deze procedure is tussengekomen.

Vob-Issos was overigens ‘in eerste instantie’ niet ‘de winnaar’. Zie namelijk Rechtbank Den Haag 24 maart 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:4806:


Zie over (de mogelijkheden tot) ‘herstel’ tenslotte ook een eerdere Blog van mij:



Geen opmerkingen:

Een reactie posten