donderdag 19 april 2018

Gelijke kansen


Waar het bij een aanbesteding om gaat, wordt hieronder duidelijk. Rechtbank Noord-Nederland 4 oktober 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:3749:


houdt (namelijk) geen stand in Hof Arnhem-Leeuwarden 17 april 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:3605:


5.4         De gemeente benadrukt terecht dat de voorzieningenrechter aldus onjuiste uitgangspunten heeft gehanteerd. Het betreft hier een Europese aanbesteding. De gemeente is in dat kader niet slechts ‘in beginsel’ maar onverkort gehouden de kernbeginselen van het aanbestedingsrecht: gelijkheid, non-discriminatie, proportionaliteit en transparantie, in acht te nemen. De omstandigheid dat sprake is van een aanbesteding volgens het zogeheten Zeeuws model, maakt dat niet anders. Bij de beoordeling van inschrijvingen mag de gemeente slechts acht slaan op hetgeen in die inschrijvingen staat vermeld. Het staat haar niet vrij andere aspecten - zoals wetenschap die zij uit andere hoofde heeft, bijvoorbeeld op grond van de samenwerking met een van de inschrijvers in het verleden - mee te wegen.

5.8         Zoals het hof hiervoor heeft overwogen, dient de gemeente de kernbeginselen van het aanbestedingsrecht in acht te nemen. Het zou in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel wanneer de gemeente aan één van de potentiele inschrijvers extra aanwijzingen zou geven over de wijze waarop moet worden ingeschreven, daarbij gebruik makend van de wetenschap die zij op basis van samenwerking in het verleden over de werkwijze van deze potentiele inschrijver had. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente om alle potentiele inschrijvers door middel van de aanbestedingsstukken van dezelfde, duidelijke informatie te voorzien. De potentiele inschrijvers kunnen daarover desgewenst vragen stellen die door de gemeente in een voor alle inschrijvers te raadplegen Nota van Inlichtingen worden beantwoord. Het is vervolgens de verantwoordelijkheid van iedere inschrijver zelf om op basis van de aldus beschikbare informatie tot een geldige inschrijving te komen.

5.15       Bezinn heeft in haar memorie van antwoord betoogd dat zij niet beter wist dan dat zij (op de wijze waarop zij gewoon was in te schrijven op aanbestedingen ten behoeve van de bij haar aangesloten zorgboerderijen, zo begrijpt het hof haar stellingen) zelf kon inschrijven. Het hof is van oordeel dat Bezinn, als normaal geïnformeerde en oplettende inschrijver na kennisneming van de aanbestedingsstukken had kunnen weten dat dit niet kon, omdat zij zelf niet aan de gestelde geschiktheidseis voldeed. Voor zover Sociaal Domein Fryslân Bezinn daar niet op heeft geattendeerd voorafgaand aan de inschrijving, wat Sociaal Domein Fryslân betwist, kan haar dat niet worden verweten. Het standpunt van Bezinn komt er in wezen op neer dat zij van mening is dat de gemeente, nu het Sociaal Domein Fryslân in het verleden wel met Bezinn contracteerde, dat nu ook had moeten doen. Dat standpunt is niet juist. De wijze waarop aan deze aanbestedingen vorm is gegeven en meer in het bijzonder de geschiktheidseisen die daarin zijn gesteld, lieten die ruimte niet. Dat de door Sociaal Domein Fryslân bij deze aanbesteding gehanteerde vormgeving en geschiktheidseisen in strijd zijn met het aanbestedingsrecht is gesteld noch gebleken. Het was dan ook aan Bezinn om haar werkwijze aan de in de aanbestedingsdocumenten gestelde eisen aan te passen.

Het vertrekpunt van de voorzieningenrechter bij de Rechtbank Noord-Nederland was trouwens ook niet juist (zie r.o. 4.2 vonnis):

[…] De ratio van voormelde beginselen is echter dat ondernemers met gelijke kansen in kunnen schrijven op overheidsopdrachten, opdat in vrije concurrentie een optimale prijs-kwaliteitverhouding voor de overheid tot stand komt. […]

Immers: ‘Gelijke kansen’?

Nee!

Zie daartoe bijvoorbeeld r.o. 29 van HvJEU 1 maart 2018 in zaak C-9/17 (Tirkkonen):


“Er zij evenwel aan herinnerd dat het doel van richtlijn 2004/18 erin was gelegen het risico uit te sluiten dat de aanbestedende diensten bij het plaatsen van welke opdracht ook, de voorkeur geven aan nationale inschrijvers of gegadigden. […]”

En/of de navolgende Overwegingen van Richtlijn 2014/24/EU:

“(1)        Wanneer door of namens overheden van de lidstaten overheidsopdrachten worden gegund, moeten de beginselen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) worden geëerbiedigd, met name het vrije verkeer van goederen, de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverlening, alsmede de daarvan afgeleide beginselen, zoals gelijke behandeling, niet-discriminatie, wederzijdse erkenning, evenredigheid en transparantie. Voor overheidsopdrachten met een waarde boven een bepaald drempelbedrag moeten echter bepalingen worden opgesteld die nationale procedures voor aanbestedingen coördineren om te waarborgen dat deze beginselen in de praktijk worden geëerbiedigd en dat overheidsopdrachten worden opengesteld voor mededinging.

(2)          […] Met het oog daarop moeten de bestaande aanbestedingsregels, die zijn vastgesteld krachtens Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, worden herzien en gemoderniseerd met het oog op een doelmatiger besteding van overheidsmiddelen, in het bijzonder door de deelneming van het midden- en kleinbedrijf (mkb) aan overheidsopdrachten te bevorderen, en om aanbesteders in staat te stellen overheidsopdrachten beter te gebruiken ter ondersteuning van gemeenschappelijke maatschappelijke doelen. Ook moeten basisbegrippen en -concepten worden verduidelijkt met het oog op de rechtszekerheid en om een aantal aspecten van de vaste rechtspraak dienaangaande van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de wetgeving op te nemen.
[…]
(4)          De toenemende diversiteit van het overheidsoptreden maakt het noodzakelijk het begrip overheidsopdracht zelf duidelijker te definiëren. Deze verduidelijking mag echter het toepassingsgebied van deze richtlijn niet uitbreiden ten opzichte van dat van Richtlijn 2004/18/EG. De aanbestedingsregels van de Unie zijn niet bedoeld om alle vormen van besteding van overheidsgeld te bestrijken, maar hebben uitsluitend betrekking op die vormen welke gericht zijn op de verkrijging van werken, leveringen of diensten tegen betaling door middel van een overheidsopdracht. […]”

Lees ook:


en


Waarom maak ik zo’n punt van (dat) ‘gelijke kansen’?

Omdat bij de ‘aanname’ van ‘gelijke kansen’ vervolgens in de praktijk discussie ontstaat omtrent de toepassing van uitsluitingsgronden en geschiktheidseisen, het beginsel van contracteringsvrijheid, de concrete inkoopbehoefte etc. etc…….


Geen opmerkingen:

Een reactie posten